Ik kijk soms naar het sufste tv-programma dat er is: ‘House in the country.’ Ja sorry. Soms heb ik gewoon wat kauwgom voor de geest nodig. Ik rechtvaardig het tegenover Maarten en onze kinderen dat ik 1. al zo veel nuttigs gedaan heb die dag en 2. zo veel interessants te weten kom van Engeland. “Nou, dan weet ik ook weer waar North en South Yorkshire ligt.” Slappe excuses, ik weet het.
Het programma gaat in super slow motion, met veel plattelandsnijverheidskunsten. Op dat moment ga ik overigens altijd even de afwasmachine inruimen, want een bezadigd echtpaar in twee identieke regenjasjes te zien pottenbakken? Nou nee. Hoewel ik soms ook een stel zie dat net 30 is dat een huis van een miljoen pond koopt. Dan wil ik altijd weten hoe ze in vredesnaam aan dat geld gekomen zijn. Een vraag die jammergenoeg overigens nooit gesteld wordt.
Ik kijk ook omdat ik mij verbaas over de Engelsen. Zo dichtbij, en toch zo anders. Superbeleefde antwoorden van over het algemeen heel erg bezadigde types. Na 57 programma’s bekeken te hebben- - op het knutselen na dan- heb ik geconcludeerd dat Maarten en ik er nooit zouden kunnen wonen. Dorpen met slechts één pub, een aftands supermarktje en een pharmacy (die er áltijd is:) maar wel met een marvelous view, ik zou sterven aan het eenzaamheidsvirus. Zeker in de schattige cottages, met een kamer van 2 bij 3 en lage plafonds waar je je nog niet eens zou kunnen ophangen.
Zou het daarom zijn dat de Engelsen zo'n subliem gevoel voor humor hebben ontwikkeld, om er toch maar wat van te maken? Ik moest er aan denken toen ik het verhaal las van Butch Cassidy and the Sundance Pig. De naam voor twee varkentjes die zich ontworstelden aan de slacht en waar heel Engeland zich liefdevol om bekommerde en ze deze sublieme bijnamen gaf.
Maarten en ik dachten aan onze lieve Fred. Het liefst varkentje dat wij persoonlijk kennen. Ik denk dat Engeland ook heel erg van hem zou kunnen houden. Zijn naam kunnen ze gelukkig ook goed uitspreken.
Maar eerst Nederland nog.
Liefs, Maarten en Lidwien